Het escalatiemodel van Glasl helpt inzicht te krijgen in escalatie van een conflict. De nadruk ligt op het patroon van escalatie van een conflict. Eens we dit patroon kennen, kunnen we bewust weerstand bieden en verdere escalatie van een conflict tegengaan. Het herkenbare patroon verloopt steeds in 3 fasen : verharding, debatten en polemieken, geen woorden maar daden.

Fase 1: Discussie verhardt

Escalatie van een conflict begint wanneer een meningsverschil niet kan worden bijgelegd. Het probleem blijft bestaan en leidt tot irritatie. Herhaalde pogingen om de moeilijkheden te overwinnen mislukken. Belangen en meningen kristalliseren zich uit tot uitgesproken standpunten over hoe een bepaalde kwestie moet aangepakt worden. De verschillende posities lijken onverenigbaar.

Er beginnen zich groepjes te vormen, voor en tegen bepaalde standpunten. Het is duidelijk wie tot de groep behoort, en wie niet. Elk groepje ontwikkelt zijn eigen, gemeenschappelijk verhaal op omtrent de kwestie. Ze bouwen collectief een selectieve filter die hun perceptie sterk kleurt. Ze pikken gemakkelijk negatieve informatie over de andere partij op. Aan deze negatieve informatie wordt grote betekenis toegekend, terwijl positieve informatie niet wordt geregistreerd. Verschillen zijn belangrijker dan overeenkomsten.

Interacties met de andere partij zijn teleurstellend. Men vindt het louter verspilling van tijd en energie. Men begint te twijfelen aan de oprechtheid van de andere : wil die wel de problemen oplossen. Er ontstaan vermoedens van dat er bijbedoelingen in het spel zijn.

De stap naar fase 2 wordt genomen wanneer men het vertrouwen verliest.  Partijen geloven niet meer dat de problemen op te lossen zijn door eerlijke gesprekken. Verstand en redelijke argumenten maken plaats voor manipulatie en tactische trucs.

Fase 2: Debatten en polemieken

Aangezien de andere niet vatbaar is voor redelijke argumenten, vervellen de gesprekken tot verbale confrontaties. De partijen zoeken naar krachtiger manieren om hun standpunten door te drukken. Ze pinnen zich vast aan hardnekkige standpunten. Het geschil blijft niet langer beperkt tot één bepaalde kwestie. De partijen beginnen het gevoel te krijgen dat hun algemene positie op het spel staat. Zij gaan meer aandacht besteden aan hoe zij overkomen: succesvol, sterk, vaardig.

Debatten reiken verder dan de vraag welk standpunt de meeste verdiensten heeft. Het gaat nu over wie het meest succesvol is in het verdedigen van een positie. En hoe de uitkomsten van de debatten iemands reputatie beïnvloeden.

Van zodra rationele argumenten niet meer volstaan om succes te boeken, nemen de partijen hun toevlucht tot meer tactische argumentatie. Men begint te kibbelen over de onderliggende oorzaken van de huidige problemen. Of men gaat de gevolgen van het standpunt van de andere sterk overdrijven en als absurd omschrijven. Vaak worden de beide alternatieven als uitersten bestempeld, om de andere een compromis te doen accepteren. Deze tactische trucs zijn erop gericht de andere emotioneel uit balans te brengen en zo de overhand te krijgen. Het zwaartepunt van de discussies verschuift van rationele argumenten naar emoties en machtsspel. Wat men zegt strookt niet meer met wat men werkelijk bedoeld.

Vertrouwen raakt zoek

Er ontstaat wantrouwen. De partijen denken dat de andere voordeel tracht te halen ten koste elkaar. Wanneer de ene partij erin slaagt dergelijke voordelen te behalen, wordt de andere steeds nijdiger, en zoekt naar manieren om dit te compenseren. Elke uitspraak of actie krijgt extra betekenis, namelijk hoe zij de reputatie en de machtspositie van de andere beïnvloeden

Door frustrerende ervaringen bouwen zich spanningen op, die zich vaak ontladen in uitbarstingen. Dergelijke uitbarstingen zijn ventielen om de druk te laten ontsnappen, maar er is geen sprake van echte probleemoplossing. Herhaalde ervaringen leiden tot de vorming van beelden van typische gedragspatronen.

Wanneer een partij vindt dat verder praten zinloos is, en begint te handelen zonder de andere partij te raadplegen, glijdt het conflict af naar fase 3.

Fase 3 : geen woorden maar  daden

In fase 3 geloven de partijen niet meer dat verder praten iets zal oplossen. Men gaat over van woorden naar daden. Gemeenschappelijke belangen en het vooruitzicht van toekomstige samenwerking verdwijnen naar de achtergrond. De partijen zien elkaar nu werkelijk als concurrenten. Men voelt zich geblokkeerd door de andere, en de onderlinge afhankelijkheid ervaart men als storend. De partijen vervangen de onderlinge afhankelijkheid door eenzijdige afhankelijkheid om zo de tegenpartij te kunnen domineren. Het belangrijkste doel in dit stadium is de tegenpartij te beletten zijn doel te bereiken, en de eigen belangen door te drukken.

Door eenzijdig op te treden hoopt de ene de andere tot toegeven te dwingen, maar zelf wil men in geen geval toegeven aan de druk van die andere.  Aangezien men niet langer vertrouwt wat wordt gezegd, gaat men over tot actie en non-verbale communicatie. Dit versnelt het escalatieproces.

Binnen elke partij neemt de druk toe om zich te conformeren aan een gemeenschappelijke houding en een gemeenschappelijke interpretatie. Percepties en interpretaties missen nuancering. Er ontstaat binnen de groep een sterk gevoel van eenheid omtrent de kwestie. Van enige empathie is geen sprake meer.

De verbale communicatie is beperkt en onbetrouwbaar. De verbeelding over mogelijke motieven en verborgen agendas gaan zich ongecontroleerd ontwikkelen.

Dupe

De partijen beginnen zichzelf te zien als de dupe van externe omstandigheden die zij niet kunnen beheersen. Zij ontkennen enige verantwoordelijkheid over de escalatie van de gebeurtenissen. Elkeen gaat een steeds groter deel van de eigen handelingen beschouwen als noodzakelijke reacties op het gedrag van de andere.

De stap naar 4 wordt gevormd door indirecte aanvallen op de andere. Zogenaamd ‘onaanvaardbaar gedrag dat niet te ontkennen valt’ is een kenmerkend teken van afglijden naar fase 4.

Fase 4 : coalities vormen

In fase 4 gaat het conflict niet meer over concrete kwesties, maar over overwinning of nederlaag. De verdediging van de eigen reputatie is een belangrijke bekommernis.

De stereotype beelden over de andere wordt nog verstevigd en veralgemeend. Deze beelden zijn star en ongevoelig voor nieuwe informatie. Dergelijke beelden spelen een belangrijke rol bij het verschaffen van een gevoel van oriëntatie: men heeft het gevoel te weten wat men van de omgeving kan verwachten. Conflictpartijen beginnen collectieve kenmerken toe te schrijven, zowel aan leden van de andere partij als aan leden van de eigen groep. Men gaat ervan uit dat personen bepaalde kenmerken bezitten (zoals onbetrouwbaarheid, onbekwaamheid, bazigheid, enz.) omdat zij tot een bepaalde groep behoren.

Het negatieve beeld over de andere omvat vooroordelen maar ontkent nog niet de integriteit van de tegenpartij. De negatieve beelden zijn als schermen die het gezichtsveld bezetten telkens wanneer de partijen elkaar ontmoeten. Deze schermen verhinderen dat de partijen elkaars ware aard en eigenheid zien.

Geen van de partijen aanvaardt het beeld dat de andere partij van hen heeft. Het beeld van de andere partij wordt heftig afgewezen, maar tegelijkertijd probeert elke partij de andere partij zover te krijgen dat zij haar eigen andere beeld herkent.

Een opvallend kenmerk  van fase 4 is de moeilijkheid van de partijen om positieve kwaliteiten van de tegenpartij te noemen wanneer een bemiddelaar daarom vraagt. Men beschouwt de andere als onopgevoed: “Zulke mensen zijn niet in staat te veranderen.”

Beide partijen hebben nu het gevoel dat hun gedrag een reactie is op de daden en bedoelingen van de tegenpartij, en voelen zich niet verantwoordelijk voor de verdere escalatie van het conflict. Men leeft formeel de regels na, maar men grijpt elke gelegenheid om weg te komen met onvriendelijke handelingen.

Ontkenbaar strafgedrag

Een typische vorm van interactie in dit stadium is “ontkenbaar strafgedrag”. Men provoceert de tegenpartij, maar in vormen die formeel niet in strijd zijn met de etiquette. Men deelt klappen worden uit door middel van insinuaties, dubbelzinnige opmerkingen, ironie en lichaamstaal, maar de dader kan er nog mee wegkomen als die ontkent dat er schade was bedoeld.

Aangezien de andere partij echter niet kan reageren door openlijk over het incident te praten, is de kans groot dat er vergeldingsmaatregelen volgen. In dit stadium proberen de partijen actief steun te krijgen van omstanders. Men plant acties om het eigen imago in de ogen van anderen te verbeteren. De partijen kiezen bewust voor confrontaties in het openbaar, om medestanders te werven.

De strijd is nu gericht op het verkrijgen van de overhand in de machtsstrijd, meer dan op het oplossen van problemen of het bereiken van resultaten. Er worden aanvallen gedaan op de identiteit, houding, gedrag, positie en relaties van de tegenpartij. De oorzaken van het conflict worden niet langer gezien in termen van onverenigbare standpunten, maar als geworteld in het karakter zelf van de tegenpartij.

De stap naar fase 5 wordt gezet door handelingen die leiden tot een publiek gezichtsverlies voor één of beide partijen. Als de fundamentele eer van iemand herhaaldelijk en opzettelijk wordt gekrenkt, in het bijzonder in een openbare omgeving, is de kans groot dat het conflict afglijdt naar fase 5.

Fase 5: gezichtsverlies

Deze overgang is bijzonder dramatisch. Het “gezicht” wordt gekwetst door openbare gebeurtenissen, niet door privé-roddels of individuele meningen. Gezichtsverlies betekent dat de partijen in het conflict het gevoel hebben dat zij plotseling door het masker van de andere partij heen hebben gekeken, en een ‘slechte kant’ hebben ontdekt. De ‘ware aard van de ander’ werd ontmaskerd.

De hele geschiedenis van het conflict wordt herschreven: men heeft het gevoel dat de andere partij vanaf het begin vuil spel speelde. Al de “constructieve” stappen waren slechts bedrieglijke dekmantels voor hun werkelijke bedoelingen. Er is geen dubbelzinnigheid meer, alles lijkt duidelijk.

Partijen omschrijven elkaar in termen van engel en duivel. De eigen partij is een vertegenwoordiger van de goede krachten in de wereld, terwijl de andere partij de destructieve, onmenselijke en beestachtige krachten vertegenwoordigt.

Gebrek aan waarden

Een tastbaar teken van dit stadium is wanneer een partij zich lichamelijk misselijk voelt in de aanwezigheid van de ander. In stadium 4 was de tegenpartij irritant en onbekwaam. In fase 5 draait het om de morele inferioriteit van de ander, over het niet hebben van ‘waarden’.

Negatieve verwachtingen en achterdocht nemen toe.  Men doet alle schijnbaar constructieve stappen van de tegenpartij af als bedrog, terwijl één enkel negatief incident een sluitend bewijs is van de ware aard van de ander.

In deze impasse kan het denigreren van de andere partij de enige zichtbare optie zijn om de morele overhand te krijgen. Partijen trachten om hun publieke reputatie van integriteit en morele geloofwaardigheid te herstellen. Dergelijke inspanningen kunnen nu het conflictproces overheersen. Gezichtsverlies en de daaropvolgende vergeldingsacties isoleren de conflictpartijen vaak van de omstanders. Dit kan de escalatiemechanismen verder versterken, omdat men de mogelijkheden om temperende feedback over het conflict te krijgen, beperkt.

Wanneer de betrokkenen een ultimatum en dreigementen beginnen uit te spreken, komt het conflict in stadium 6.

Fase 6: dreigementen

Omdat er geen andere weg meer open lijkt te zijn, nemen de conflictpartijen hun toevlucht tot dreigementen met schadelijke acties, om de tegenpartij in de gewenste richting te dwingen. De strategische dreigementen van fase 6 verschillen sterk van de ontkenbare strafacties die kenmerkend zijn voor fase 4. Deze laatste hebben vooral de functie om opgekropte frustraties te ventileren. Men gebruikt strategische dreigementen om de tegenpartij tot bepaalde concessies te dwingen.

Er zijn drie stappen bij het uitvaardigen van strategische bedreigingen:

  1. De partijen uiten over en weer dreigementen om te laten zien dat zij zich niet zullen terugtrekken. De dreigende partij wil: (a) de aandacht vestigen op zichzelf en zijn eisen; (b) autonomie en agenda-vormend vermogen tonen; en (c) de tegenpartij ertoe brengen zich te conformeren aan een specifieke eis of norm door met sancties te dreigen.
  2. In de volgende fase worden de dreigementen concreter, ondubbelzinniger en meer vastberaden. De partijen leggen zichzelf specifieke verbintenissen op waarop zij niet kunnen terugkomen zonder hun geloofwaardigheid te verliezen, om de ernst van hun dreigementen te vergroten.
  3. In de derde fase worden de dreigementen geformuleerd als een ultimatum, waarbij de tegenpartij tot een of-of-beslissing wordt gedwongen.

Verlies van controle

Een gevolg van deze escalatie van een conflict is dat de partijen steeds meer de controle verliezen over de gang van zaken. Door hun eigen handelen creëren zij een druk om snel en radicaal te handelen.

De perceptie van de situatie raakt steeds verder uit de buurt van de werkelijkheid. De dreigende partij ziet alleen nog de eigen eisen en beschouwt de dreiging als een noodzakelijke afschrikking om de tegenpartij te weerhouden van het gebruik van geweld. Men verwacht dat de andere partij aan de druk zal toegeven. De bedreigde partij ziet echter de schadelijke gevolgen als de dreiging werkelijkheid wordt en verzamelt zich om een tegendreigement te uiten. Gevoelens van machteloosheid leiden tot angst en mogelijk oncontroleerbare woede.

In deze fase wordt het conflict steeds complexer, moeilijk te bevatten en onmogelijk te beheersen. Door hun acties zetten de partijen elkaars acties onder tijdsdruk, en beperken zo hun mogelijkheden om de gevolgen van alternatieve handelwijzen in een turbulente en chaotische omgeving af te wegen. Om een zekere mate van controle te behouden, dringt elke partij erop aan dat haar eigen kwesties en standpunten moeten worden behandeld in precies de vorm die zij heeft gekozen om ze voor te stellen.

Geloofwaardigheid

Elke dreigstrategie is afhankelijk van geloofwaardigheid om succesvol te zijn. De dreigende partij moeten daarom proberen de andere partij en omstanders ervan te overtuigen dat de dreiging reëel en serieus is. Om de geloofwaardigheid van de eis te vergroten, kan men zich publiekelijk verplichten de dreigementen uit te voeren als de andere partij niet toegeeft. Openbare verklaringen, of kleinere,  agressieve handelingen kunnen worden gebruikt om de geloofwaardigheid van een dreigement te vergroten. De andere partij ziet dit als een bewijs van de agressieve bedoelingen en capaciteiten van de tegenpartij, en zoekt tegenmaatregelen. Door het stellen van eisen en bedreigingen beperken de partijen in grote mate hun eigen vrijheid om alternatieve handelwijzen te kiezen.

De doelstellingen draaien nu om het neutraliseren van de strijdkracht van de tegenpartij, en daarmee het veiligstellen van de eigen overleving.

Van echte communicatie is geen sprake meer. In fase 6 berusten de dreigstrategieën op ten minste een minimum aan communicatie: men moet weten of de tegenpartij een ultimatum afwijst of aanvaardt. In fase 7 is elke partij alleen bezig met het uiten van de eigen boodschap, het maakt niet uit hoe de andere die ontvangt.

Fase 7 : schijnaanval als escalatie van een conflict

Bedreigingen gevolgd door onmiddellijke onderbreking van de communicatie is een teken van de dynamiek van fase 7.

In dit stadium maken partijen de ethische normen ondergeschikt aan meer dringende problemen. In eerdere stadia maakten de partijen gebruik van hiaten in de normen, nu schuift men ze opzij als ze hinderlijk zijn. Dit is oorlog, en normale regels zijn niet van toepassing.

De partijen zien dat het niet langer mogelijk is om te winnen. Het is een strijd waar iedereen verliest. Overleven en minder schade dan de tegenpartij zijn de belangrijkste doelen bij deze escalatie van een conflict.

De drempel naar fase 8 zijn aanvallen die rechtstreeks gericht zijn op de kern van de tegenpartij, aanvallen die bedoeld zijn om de vijand te verbrijzelen of zijn vitale systemen te vernietigen.

Fase 8: versplintering van de vijand

In dit stadium intensiveren de aanvallen zich en zijn gericht op het vernietigen van de vitale systemen en de machtsbasis van de tegenstander.

Men kan zich specifiek richten op het vermogen van de tegenpartij om beslissingen te nemen. Onderhandelaars, vertegenwoordigers en leiders kunnen het doelwit zijn, teneinde hun legitimiteit en macht in hun eigen kamp te vernietigen. Men valt het systeem dat de tegenpartij aan in de hoop dat de eenheid van de andere partij zal afbrokkelen zodat zij uiteenvalt door haar eigen interne tegenstrijdigheden.

Wanneer de ene partij de andere partij aanvalt op een manier die haar dreigt te verbrijzelen, dwingt men deze grote inspanningen te leveren om de interne conflicten te onderdrukken. Dit verhoogt de escalatie van een conflict, en leidt tot een nog sterkere druk om verdere aanvallen op de andere partij te ondernemen.

De aanvallen op de tegenpartij richten zich tegen alle tekenen van vitaliteit. Het hoofddoel is nu de bestaansbasis van de tegenpartij te vernietigen. De enige beperkende factor is de zorg om het eigen voortbestaan.

Wanneer de drang tot zelfbehoud  ophoudt, begint fase 9. Wanneer dit gebeurt, is er geen enkele controle op verdere destructiviteit.

Fase 9: samen de afgrond in

In het laatste stadium van escalatie van een conflict is de drang om de vijand te vernietigen zo sterk dat men zelfs het overlevingsinstinct verwaarloost.

Zelfs het eigen overleven telt niet meer, moet men de vijand uitroeien, ook al gaat dit ten koste van de vernietiging van het eigen bestaan als organisatie, groep, of individu. Bankroet, gevangenisstraffen, lichamelijk letsel, niets doet er meer toe.

Alle bruggen zijn verbrand, er is geen weg meer terug bij dergelijke escalatie van een conflict. Men voert een totale vernietigingsoorlog zonder scrupules en wroeging. Er zijn geen onschuldige slachtoffers, geen neutrale partijen. De enige zorg die overblijft in de weg naar de afgrond is ervoor te zorgen dat de vijand ook valt

Voor meer informatie verwijzen wij naar het boek ‘Help! Conflicten’ van Friedrich Glasl, Uitgeverij Christofoor, Of neem contact op met Hilde Celeste De Jonge, Erkend Conflictbemiddelaar, De Ronde Tafel Bemiddeling in Gent.

hilde@de-ronde-tafel.be of 0478 88 66 09